Techniek

Jarenlang is dit een analoge modelbaan geweest, geautomatiseerd met over de 100 relais, glasbuisschakelaars in de rails en magneetjes onder iedere locomotief. De omschakeling naar digitaal treinenbedrijf is in fases verlopen, wat ook gewoon kan. Op een bepaald moment was kamer 2 al helemaal digitaal, kamer 1 grotendeels nog analoog en was station Pontresina omschakelbaar van analoog naar digitaal v.v. 

Tegenwoordig is de hele modelbaan digitaal, inclusief alle locomotieven, verlichte wagons, wissels, seinen, verlichting, etc. HIeronder volgen mijn ervaringen met de technische kant van de modelbaan.   


  • Locomotieven
    • BEMO locomotieven hebben tegenwoordig gebruneerde wielen. Mijn ervaring is dat deze wielen snel vuil worden en de loc na korte tijd al hortend en stotend vooruit komt. Daarom heb ik met slijppasta (Commandant nr. 4) deze bruneringslaag er af gepoetst. Werkt goed.
    • De locs hebben natuurlijk regelmatig onderhoud nodig. In het programma Koploper wordt van iedere loc bijgehouden hoe lang deze heeft gelopen. Nadat de onderhoudsbeurt is gegeven kan de teller op nul gezet worden.  

 

  • Rails
    • De rails zijn van BEMO, behalve de meegebogen wissels, die zijn van PECO. Rails van BEMO en PECO passen probleemloos aan elkaar. Ik krijg de indruk dat rails van PECO minder snel vuil worden.
    • De wissels van PECO zijn constructief van betere kwaliteit dan van BEMO. Een BEMO wissel moet voor gebruik helemaal doorgemeten worden op mogelijke kortsluitingen en contactstoringen
      • Kortsluitingen: soms raken de railstukjes het metalen puntstuk. Dat levert kortsluiting op als het puntstuk gepolariseerd van stroom wordt voorzien. 
      • Contactstoringen: Rails van de wissel zijn aan de onderzijde doorverbonden met koperen, gepuntlaste stripjes. Deze puntlassen zitten of komen soms los. Voordat een wissel definitief gelegd wordt raad ik aan om de diverse railstukjes met aangesoldeerde draden (extra) van stroom te voorzien.  
      • Controleer een BEMO wissel dus goed bij aankoop!

 

  • Wisselaandrijvingen
    • Wisselaandrijvingen zijn bedoeld om ... wissels te stellen. Maar ik heb ze ook in gebruik voor overwegbomen, voor het draaien van een waterkraan en het draaien van een mobiele kraan. 
    • Er zijn 3 soorten wisselaandrijvingen in de handel: elektromagnetisch (klik-klak), motorisch en met servo's. Motorische en servo-aandrijvingen stellen de wissel langzaam zoals in het echt.
    • Op mijn baan gebruik ik uitsluitend motorische aandrijvingen en wel van 4 merken:
      • BEMO: Deze aandrijvingen worden bij mijn baan uitgefaseerd. Langzaam stellen van de wissel op een betrouwbare manier lukt me niet. Op den duur vertonen ze mankementen zoals contactproblemen bij de motor en bij de extra schakelcontacten.
      • TILLIG: Deze werken mooi regelmatig en langzaam. Montage gaat simpel, maar het schakelgedeelte in de aandrijving gaat soms loszitten wat contactproblemen oplevert.
      • FULGUREX/LEMACO: Zeer betrouwbare wisselmotoren, die mooi langzaam de wissel omzetten. Het schakelgedeelte werkt betrouwbaar en is zelfs uitbreidbaar met extra omschakelcontacten. Een nadeel is de herrie die ze produceren. 
      • MTB: Deze wisselmotoren bevallen mij prima. Er zijn verschillende uitvoeringen. Ik gebruik de gele. Er zijn meerdere aansluitmogelijkheden, eenvoudig te monteren, maken weinig geluid en zijn heel compact. De kleinste wisselmotoren die in de handel zijn. Voor smalspoorwissels is de minimaal in te stellen uitslag te groot. Dat is geen bezwaar als de originele dikke steldraad vervangen wordt door een dunner exemplaar. Hierdoor is er ook voldoende aandrukkracht op de wisseltong.  

 

  • Digitale inrichting - Principe
    • Digitaal rijden:
      • Op de rails staat een constante spanning. Dit is een soort wisselstroom, dus + en - wisselen voortdurend. Maar deze wisselingen hebben een blokpatroon waarbij de blokjes langer en korter kunnen zijn (gemoduleerde blokspanning). Daarin zitten de digitale boodschappen verborgen (pakketjes van nullen en enen) voor ontvangers ("decoders") in de locomotieven. Die decoders regelen locsnelheid, vooruit/achteruit, functies, etc. 
      • Een transformator levert "gewone" wisselspanning af. Bij mijn modelbaan 12 Volt ~.
      • De digitale centrale verandert die gewone wisselspanning in de gemoduleerde blokspanning en vertaalt opdrachten die hij ontvangt via druk- en draaiknoppen (en/of een computerprogramma) in de blokspanning.
      • Wissels en seinen worden aangesloten op functiedecoders. Dit soort decoders ontvangen dezelfde gemoduleerde spanning als de locomotiefdecoders. De opdrachten aan die decoders zijn natuurlijk anders: wissel stand1  / stand 2, etc.  
      • Om de stroomvoorziening voor treinen zo min mogelijk extra te belasten worden de op functiedecoders aangesloten artikelen apart gevoed. De functiedecoders hebben daarom een aparte stroomingang hiervoor.
    • Digitaal rijden met een computerprogramma:
      • Een treinbesturingsprogramma wordt eerst voorzien van het baanplan, incl. de adressen van locomotieven, wissels, etc. 
      • De baan wordt ingedeeld in blokken. Het programma moet weten welke blokken bezet zijn. Hiertoe worden stukjes rails geïsoleerd en aangesloten op bezetmelders. Rijdt een locomotief over zo'n railsstukje dan krijgt deze stroom via een bezetmelder, die op zijn beurt de digitale centrale meldt dat er stroom wordt gebruikt. De  Dus dat er een locomotief overheen rijdt. De centrale geeft deze melding door aan de computer.
      • Deze meldingen gaan via een aparte kabel en hebben een aparte digitale taal. Op mijn baan is dat Loconet. 
      • Het programma weet dus welke blokken bezet zijn en moet eenmalig weten welke locomotieven dat zijn. Daarna kan de treinenloop door het programma worden geregeld als de gebruiker alle ins en outs heeft ingevuld en heeft aangegeven wat de bedoeling precies is. 

 

  • Digitale inrichting - Mijn modelbaan:
    • De terugmelders zijn v.w.b. de locomotiefvoeding direct aangesloten op de Intellibox II. 
  • De rails zijn op de Intellibox II aangesloten via een diodebrug, die de spanning met ca. 0,4 V vermindert.  Hierdoor staat op detectierailsstukken iets meer spanning dan op de overige rails. Dat zorgt voor een prima detectie.  
  • De terugmelders zijn v.w.b. de digitale berichten alle via Loconet met de Intellibox verbonden. Ik maak dus geen gebruik van s88 verbindingen en heb daarom ook maar 1 soort kabel: Loconetkabel.
  • De modelbaan is uitgerust met een ringleiding voor:
    • railsvoeding (via de diodebrug)
    • railsvoeding t.b.v. terugmelders 
    • voeding voor wisselmotoren (gelijkspanning, ca. 8 V)
    • voeding voor modelbaanverlichting (gelijkspanning 12 V)
  • Daarnaast: 
    • Loconetkabel bezetmelders <---> Intellibox II  
      • Loconetkabel mag niet als ringleiding worden uitgevoerd, maar als "ster".
  • Keerlussen
    • De modelbaan bevat 4 keerlussen in de schaduwstations, maar er zijn geen "keerlusautomaten" gebruikt. Nadeel van veel keerlusautomaten is dat ze werken op kortsluiting. Merken ze een kortsluiting dan wordt snel de spanning omgepoold. Hoewel dit vliegensvlug gaat treedt er kortstondig een kortsluiting op wat het digitale boodschappenverkeer tussen centrale en de decoders kan verstoren. Keerlusautomaten die niet op kortsluiting werken hebben dat nadeel niet maar vereisen weer een wat ingewikkelder inbouw in de keerlus. 
    • Op mijn modelbaan wordt bij een keerlus de baanspanning omgepoold met een printrelais. Die schakelen zeer snel om. In alle gevallen is te bepalen bij welke wisselstand(en) wel of niet omgepoold moet worden. Daardoor schakelen deze (ompool)relais mee met die betreffende wissels. Werkt absoluut feilloos, als wissels altijd gezet worden (en niet in sommige gevallen "open gesneden" worden).     
  • Verlichting
    • Alle verlichting wordt omgezet naar LED, omdat 
      • dit veel minder stroom vraagt dan gloeilampjes bij gelijke felheid
      • het licht en de lichtkleur de werkelijkheid beter benadert dan gloeilampjes
      • ze heel klein zijn en eigenlijk overal in passen
      • ze bijna nooit vervangen hoeven te worden.
    • De verlichting op de baan bestaat nu voor zo'n 80% uit LED. Bij de meeste lantaarnpalen, etc.  zijn de gloeilampjes  vervangen door (mini-)LEDs. 
    • Alle LEDs zijn voorzien van voorschakelweerstanden en worden gevoed met 12 V gelijkstroom.  
    • Er zijn 3 secties: het baangedeelte rond station Susch, het baandeel rond Pontresina en het baandeel gelegen in kamer 2. De verlichtingsstroom wordt geschakeld met relais, die worden aangestuurd door schakeldecoders.